Geschiedenis van het ras.
In 1493 bracht colombus spaans vee naar Santa Domingo en 200 jaar lang graasden hun nakomelingen vrij in de vlakten van Mexico.
In 1690 werd een eerste groep van amper 200 stuks, noordwaarts gedreven naar een stopplaats bij de Sabine Rivier. Een stuk land dat later de staat Texas zou worden. De eerste drijvers en ranchers zouden echter niet kunnen leven van de veehouderij door de slechte weersomstandigheden in de streek. De Texas Longhorns overleefden hier echter wel.
Bij het uitbreken van de grote burgeroorlog, zo'n 300 jaar nadat het eerste vee in Amerika voet aan wal zette, liepen er miljoenen longhorns rond op de amerikaanse vlakten. De meesten waren ongemerkt en velen liepen gewoon vrij rond. Opgejaagd door de indianen en losgelaten door failliete boeren verspreidde het vee zich nog verder noord- en zuidwaarts.
The overlevers van de burgeroorlog vonden bij thuiskomst, verlaten boerderijen, ongeploegde velden en kuddes wild vee. Die zouden echter van goudwaarde blijken. In de daaropvolgende 25 jaar werden 10 miljoen stuks vee naar het noorden gedreven om af te mesten op de rijke grasvelden van het mid-westen. Daarna werden ze per trein naar het vleesminnende oosten vertransporteerd.
Het omzetten van wild vee naar harde valuta was een harde wereld tussen de elementen, het vee en het volk. Het is dan ook in die periode dat het "romantische" wilde westen is ontstaan.
De veldslag tussen de longhorns en moeder natuur droeg bij aan de nu nog steeds goede eigenschappen van resistentie. Het waren enorme lange trektochten, dikwijls zonder water, door de woestijn, zoekend naar wat voedsel. Wat noordelijker, oversteken van rivieren en uiteindelijk de sneeuw trotseren.
Rond de jaren 1900 echter kwam door de grote vraag naar vlees en de opkomst van de "nieuwe runderrassen", een einde aan het grote succes van de Texas Longhorn. In een periode van amper 40 jaar kwam de longhorn dichter bij uitsterven dan de Bizon.
In 1927, moest de federale overheid ingrijpen en het ras beschermen als amerikaans erfgoed of de Texas Longhorn zou volledig uitsterven. Met nog slechts een handvol dieren die her en der nog op de boerderijen rondzwierven was het hoogtijd om in te grijpen. Will C. Barns en John H. Hatton werden aangesteld en kregen een som van $3000 om het project in goede banen te leiden.
Deze 2 mannen stelden de eerste kudde samen voor het Wichita Mountains Wildlife Refuge in Oklahoma. Een andere kudde werd samengesteld in het Fort Niobrara National Wildlife Refuge in Valentine in de staat Nebraska. In de vroege jaren 30 vormde de staat Texas zelf ook een kudde met de hulp van J. Frank Dobie en zijn vriend Graves Peeler, die veel ervaring had met Texaanse boerenleven.
Gaandeweg kwamen er meer fokkers die op privéinitiatief longhorns gingen houden en de waarden van de Texas Longhorn erkenden. De nood groeide om fokstandaarden vast te leggen en de communicatie tussen de fokkers te verbeteren.
In 1964 ontstond zo de Texas Longhorn Breeders Association of Amerika, gesitueerd in Lawton, Oklahoma. In die tijd waren er slechts 1500 longhorns. Eén derde daarvan verbleven in de federale kuddes, de Texaanse kudde, dierentuinen, parken en bij andere privépersonen.
Het doel van de Associatie was om de erkenning te bekomen van de Texas Longhorn met de Amerikaanse geschiedenis, om het ras te promoten, om de fokkers te erkennen en om anderen aan te sporen om kuddes op te starten en te onderhouden. Uiteraard ook om dit fantastische ras niet te laten uitsterven.
Momenteel zijn er méér dan 300 000 geregistreerde stamboekdieren en er komen er nog steeds bij.